Culemborgs Verhalenboek ‘Onze Schooltijd’
Zet een aantal oudere Culemborgers bij elkaar aan tafel en het wordt een levendige boel. Dat gebeurde eind 2019 en begin 2020. De 60-plussers treffen elkaar aan vijf verschillende verhalentafels om herinneringen aan hun jonge jaren met elkaar te delen.
Al deze verhalen vind je in dit boek ‘Onze schooltijd’. Het levert een feest van herkenning voor de oudere lezers. Jongere lezers zullen het boek met verbazing lezen, want er is wel heel veel veranderd in de afgelopen zestig jaar.
Het boek kost € 20,- ; het is verkrijgbaar bij boekhandel Tomey of te bestellen via e-mail bij de Stichting Levende Verhalen Culemborg: levendeverhalen@gmail.com. Na de bestelling ontvang je het boek binnen enkele dagen in de brievenbus.
De oudste verhalenverteller is geboren in 1929, de jongste in 1958. Het gros groeit dus op in de jaren ‘40 en ’50 van de twintigste eeuw. De kerk speelt in die jaren een veel grotere rol dan tegenwoordig; in veel gezinnen wordt elke maaltijd met een gebed geopend, leest vader dagelijks voor uit de bijbel en hoort het – soms dagelijkse – kerkbezoek er gewoon bij. De normen en waarden die ouders dan aan hun kinderen voorhouden zijn dus veel meer gebaseerd op de geboden en regels die de kerk voorschrijft. Voor kinderen van nu is het haast niet te begrijpen hoe streng kinderen worden opgevoed. Vooral op school leer je wel om braaf te zijn! Straffen, zelfs lijfelijke straffen, zijn in die jaren nog heel gewoon. Er zijn ook verhalen over de gewaardeerde meester Poet van Stralen die zo van zingen houdt en over bijzondere juffen, zoals de lieve juffrouw Van Zuilenkom, juffrouw Pollemop met de steunkousen en juffrouw Van Kampen met de grote voorgevel.
De rolverdeling binnen het gezin is duidelijk en overzichtelijk: vader is kostwinner en heeft het gezag in huis. Kinderen dienen te gehoorzamen. Moeders zijn vrijwel altijd thuis en wijden zich aan huishouding en opvoeding. De tijd buiten de schooluren wordt niet ingevuld met computerspelletjes en barbies, maar met hoepelen, kaatsballen en tollen en de eerste zwart-wit kinderprogramma’s die de kinderen op woensdagmiddag bij een buurvrouw in de straat mogen zien. Lang niet iedereen heeft immers een tv.
Bij de vertellers die in de jaren 1930 zijn geboren overheerst de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog; aan radio Oranje, aan voedsel op de bon, aan Duitse soldaten die vaak best aardig zijn, maar ook aan dat ene vriendje dat, omdat hij Joods is, niet meer naar school mag en op een dag verdwenen is.