Verslag lezing ‘Levenstekens, gekaapte brieven uit het Rampjaar 1672’ door Judith Brouwer
Huib Clarisse opent de avond op 20 september 2022. Hij blijkt les gehad te hebben van Judith Brouwer, wijst op de nieuwe stoelen en licht het programma van de komende maanden toe. Ook deed hij een oproep voor de leesgroep die het boek van Luc Panhuysen bespreekt: er is nog plek! En kondigt Judith aan, die de eerste is die een lezing geeft in het kader van het Rampjaar, wat nu 350 jaar geleden is. Judith deed onderzoek voor haar scriptie over de gekaapte brieven en daarmee kwam haar enthousiasme; het mondde uit in promotieonderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Haar liefde ligt bij de 17e eeuw.
Algemeen
Het Rampjaar 1672
“Volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos” is een uitspraak die veelvuldig wordt gebruikt wanneer het over het jaar 1672 gaat. De oorlogen maken een einde aan de Gouden Eeuw. De strijdende partijen waren de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden die door Frankrijk, Engeland en de bisdommen Münster en Keulen werd aangevallen: de Hollandse Oorlog (1672-1679) en de Derde Engelse Zeeoorlog (1672-1674). Van deze tijd zijn er allerlei afbeeldingen die het tijdsbeeld weergeven: zo was er de moord op de gebroeders De Witt; het huis van de burgemeester in Hoorn dat werd belegerd door een volksopstand (omdat de burgers dachten dat hij heulde met de vijand); ‘Bommen Berend’ met het ontzet van Groningen; een vluchtelingenstroom die op gang kwam; Vreeswijk dat door de Fransen werd vernield.
Judith laat een Nieuws- of memorieprent van 1673 zien, waar de grenslinie te zien is. Culemborg lag dicht bij de grenslijn; het kasteel stond er nog op. Maar werd “op 19 en 20 juni, zonder eenige tegenslag door de Fransen ingenomen”. Vervolgens werden er Fransen ingekwartierd in de ruim 600 huizen die Culemborg toen omvatte, met soms wel 30 mensen per huis: zo waren ze vlak bij de linie. Het kasteel werd bezet en zwaar beschadigd (en later niet meer hersteld). Ongeveer 20% van de inwoners heeft de bezetting niet overleefd.
Oorlog en kaapvaart
De Republiek is een zeevarende natie, met VOC, Marine, walvisvaart en visserij. Allemaal schepen die de zee op gingen. In de oorlogstijd werd zoveel mogelijk schade toegebracht aan de schepen. En schepen werden over en weer gekaapt.
De kaapvaart is wettelijk geregeld: een schip wordt meegevoerd naar het vijandelijke land, bemanning gevangen gezet en de leiders werden bevraagd op of de kaping volgens de regels was gebeurd. Omdat allerlei papieren zouden laten zien of het schip bij een vijandige natie hoorde, werd het bewijsmateriaal vaak door de kapitein overboord gegooid (dagjournaals etc.). Wanneer die papieren er nog wel waren, werden ze als bewijsmateriaal (en oorlogsbuit) bewaard: de Prize Papers. De brieven uit Nederland liggen nu in de Engelse National Archives.
Engelse oorlogsbuit: post en meer
R. van Gelder heeft in het archief High Court of Admiralty in 2006 onderzoek gedaan en een inventariserend overzicht gemaakt. Later verscheen ook een boek (Zeepost. Nooit bezorgde brieven uit de 17de en 18de eeuw). Er zijn 1.000 dozen met Nederlandstalige inhoud, 304 dozen daarvan zijn brieven (geschat op ongeveer 38.000), waarvan de meeste zakelijk zijn maar ook privé.
De brieven omvatten uitgaande en inkomende post van de Republiek en overzee, bestemd voor familie, vrienden en handelspartners. De brieven zijn vooral in spreektaal (waarin dialecten zijn te ontdekken), kennen veel verbeteringen en ‘golven’ over de pagina. De meeste brieven zijn van de 18e eeuw en het merendeel uit Caraïbisch gebied. In het Nationaal Archief in Engeland kun je een doos opvragen met brieven om te onderzoeken, maar daar zit meer in dan brieven. Judith laat zien wat ze vond: postzakken, een ‘Patroon vande sole van mijn voet’ (om een schoen te laten maken), een touwtje dat de omtrek van een hoofd geeft (om een hoed te laten maken) of staaltjes van stof als nabestelling naar India. En zelfs een mooi geborduurd zakdoekje! Onderzoeksvragen en fantasieën borrelden op toen ze dit soort dingen vond.
Post uit het Rampjaar
Van het Rampjaar 1672 zijn ongeveer 1.000 brieven bewaard, waarvan ongeveer 250 uitgaande (in de Republiek geschreven).
Datering, plaats van bestemming en plaats van herkomst
Twee pieken in het materiaal zijn van mei en november. Dat is te verklaren omdat de VOC–vloot op een aantal vaste momenten in het jaar uitvoer. Van augustus en september zou er anders veel geschreven kunnen zijn over de gebroeders de Witt of het ontzet van Groningen.
De brieven kwamen vooral uit West-Friesland en Zeeland, die achter de veilige linie lagen. Dat heeft ook te maken met de kamer (vestiging) van de VOC: was je daar vlak bij dan was het makkelijker om een brief mee te geven. De mensen hadden ook een netwerk om de brief op de goede plek, namelijk een zeevarende plaats, te krijgen.
Het briefmateriaal komt voor ongeveer 70% van vrouwen. Schilderijen van Ter Borch geven een romantisch beeld van deze vrouwen. Maar het waren geen liefdesbrieven: ze gingen vooral over andere onderwerpen en bovendien behoorden zij – anders dan de afgebeelden – tot de lagere klassen van de samenleving.
Onderzoek
Judith laat een foto van een doos met een stapel brieven zien waar een naald doorheen zat. De archiefmedewerkers hebben voorzichtig de naald er uit gehaald en Judith kon de brieven bestuderen.
Bevindingen in een notendop:
De brieven laten zien wat de beleving was van mensen in het Rampjaar 1672. Er werd geschreven over de aanloop, de oorlog, de moord op de gebroeders De Witt, het Beleg van Groningen en het afzetten van de Hoornse regent.
Het waren voor het merendeel brieven van de lagere sociale klassen en vrouwen. Daarmee kwam er een nieuw beeld want tot nog toe werd er veel over deze groepen geschreven maar waren er nooit bronnen van hen zelf. Nu dus wel. En het bleken geen ongeletterden die nauwelijks wisten wat er gebeurde. De brieven handelden over de ervaring van het dagelijks leven in oorlogstijd, gingen over het gemis van de man, over ouders en kinderen en de rampspoed van de oorlog die nooit ver weg was.
Wat er met de brieven gebeurde is dat deze lang opgevouwen lagen. Maar vaak was het heel stevig papier. Judith liet de oude brieven door haar handen gaan, had snippers papier of zand op haar bureau: dat voelde heel bijzonder. Bij het adres werd ook aangegeven wanneer deze was verstuurd en of er al port was betaald. En er waren kinderbriefjes (stuk of 10), maar die zijn erg lastig te lezen; de kinderen vroegen hun vader van alles mee te nemen, zoals een aapje, een zogenoemde Japonse rok (sjieke kamerjas), of ‘een gouden hemel’ (wat dat ook mag zijn…). Gelukkig zit er ook beter leesbaar materiaal tussen, bijvoorbeeld de brief aan een “Zeer beminde broeder”.
Schreven de vrouwen die brieven wel zelf? De geletterdheid was heel erg hoog, maar de hand is soms hetzelfde. Judith laat een voorbeeld van vier brieven met eenzelfde handschrift maar van verschillende afzenders zien. Dan zal er een professioneel schrijver aan het werk zijn geweest. Is er iets hetzelfde te zien in dat soort brieven..: een mooie onderzoeksvraag die nog niet is beantwoord!
Thema’s in de brieven
- Oorlogsnieuws en nieuwsvergaring
Een brief uit 1673 van Elsje Meijnherts vertelt over de Fransen die de steden verlaten en de Prins komt weer in het land. Ze sluit kranten in, met een passage over Araoen Goossen die is vermoord. De krant wordt dus niet alleen door mannen uit hogere kringen gelezen maar ook door vrouwen die minder opgeleid waren. Zo stonden ook in de Haarlemse Courant scheepsberichten, die voor deze vrouwen ook zeker relevant waren (want misschien was het schip van de man gekaapt).
- Gemis en moedeloos
Meijntje Meijndert aan Willem Luckassen te Batavia: jij schrijft dat je je verbeeldt dat ik bij je ben als je alleen in je hut ligt en een kussen omarmt. Jij schrijft dat ik dat ook moet doen, maar wat heeft het voor zin?
- Kinderen
De brief van Dievertje Tijmens uit Amsterdam voor Leendert Maes te Ceylon laat zien dat het beeld dat mensen in die tijd zich niet hechten aan kinderen niet klopt. De vrouw vertelt dat ze de man ziet in hun twee zoontjes, die iedereen heel lief en mooi vindt. Ze hebben haar dat krult als een wijngaard; goudgeel en hangt voor het gezicht; de zoon is blank als zilver en heeft ogen als kool zo zwart.
Afsluitend
Wil je je verder oriënteren op dit onderwerp dan zijn er vele bronnen. Bijvoorbeeld de websites Brieven als buit van de Universiteit Leiden; de Dutch Prize Papers van het Huygens Instituut en van de Universiteit Oldenburg het mammoetproject Prize Papers Portal dat is opgezet om al het materiaal te ontsluiten. En ook is er het boek, dat Rudolf van Gelder schreef na zes maanden schatgraven (Judith deed dat slechts twee keer een week). Judith’s boek heet ’Levenstekens. Gekaapte brieven uit het Rampjaar 1672’ (2014). Ten slotte zijn in een serie van vijf de Sailing Letters Journals verschenen.
Antwoorden op vragen
- Brieven werden soms aan meerdere schepen meegegeven. De vaste momenten van afvaren van de VOC-schepen had te maken met de winden.
- Er is een database van alle VOC-schepen die zijn uitgevaren (en gekaapt) maar het is onduidelijk hoeveel post er onderschept is.
- Engelse schepen zijn gekaapt door Nederlanders. Dat is gebeurd (en ook in Frankrijk) maar die brieven zijn niet goed bewaard in Nederlandse archieven. Het Middelburgs archief is in de Tweede Wereldoorlog grotendeels vernietigd; in Den Haag is het met het oud papier meegegaan. Waarom in Engeland bewaard: het was wettig bewijsmateriaal dat in het archief werd bewaard en bleef.
- Komen de brieven echt van de lagere stand? Judith heeft aanvullend archiefonderzoek gedaan om tot die conclusie te komen. Ook stond in de adressering het beroep van de man, wat iets vertelde over de stand waarin de vrouw en man leefden. De brieven zijn goed verwoord en soms zat er een krant bij, of werd hieraan gerefereerd. Er zijn ook wel briefschrijvers die niet erg veel te melden hadden, maar een brief was wel een teken van leven. Dat was belangrijk, dat de brief kwam; zeker in oorlogstijd.
Afsluiting
Huib bedankt Judith en constateert dat we overgaan van de geschiedenis van de grote mannen naar de geschiedenis van de vrouwen en de gewone mensen. De avond wordt afgesloten. De ruim 70 bezoekers gaan huiswaarts en een kleine groep sluit met de spreekster af in de foyer van het theater. Judith reflecteert: “Ik had een zeer dankbaar publiek!”.