Verslag lezing ‘Het verborgen verleden van Culemborg’ 20 november 2024
Huib heet, als voorzitter van Voet, iedereen welkom. Wederom een volle zaal in De Fransche School. Het boek ‘Culemborgs verborgen verleden’ is de aanleiding voor deze lezing. Huib vertelt dat dit archeologieboek bij de drukker ligt. En het streven is om dit boek (met een Voetnoot) voor de Kerst bij de Voetleden te brengen.
De lezing over archeologie wordt vanavond verzorgd door Huib Jan van Oort (Regioarcheoloog Rivierenland). Hij heeft nog nooit voor zo’n volle zaal gestaan! Huib Jan komt uit Eck en Wiel; studeerde in Leiden; deed opgravingen onder andere in de Cariben, bij de Betuweroute en in Schipluiden; werkte voor de Provincie Zuid-Holland, gemeenten en nu bij Regio Rivierenland en de Omgevingsdienst. Daar vormt hij nu met nog drie anderen het Cluster erfgoed, waar ze werken aan archeologie, monumentenzorg en cultuurlandschap. De lezing is, als het boek, in de tijd opgebouwd.
Deel 1: Archeologische toolkit
Wat is (geen) archeologie
Paleontologie is geen archeologie en ook gebouwd erfgoed is dat niet. De term archeologie beslaat ‘de leer van de oudheid’. Archeologen leren over mensen in het verleden, aan de hand van voorwerpen, gemaakt door mensen in een bepaalde tijd op een bepaalde wijze, die al dan niet bewust achtergelaten zijn in een omgeving.
Het basismateriaal (vondsten en sporen)
Gemaakt van verschillende materialen die worden gevonden: aardewerk (zeer divers en veelal niet meer heel in Culemborg); natuursteen (ouder en basale vormen bijvoorbeeld kloppers); bot (super duurzaam in de klei); leer (organisch, lastig, vaak in natte en zuurstofarme omgeving gevonden en daarna gereconstrueerd); metaal (heel duurzaam en makkelijk te vinden met detector, bijvoorbeeld een gouden hoed of vleeshaken maar ook munten); glas (vaak kleine scherven of gebroken); vuursteen (honderdduizenden jaren in gebruik bijvoorbeeld met schrabbers om huiden schoon te krabben, messen en stekertjes die heel scherp zijn); hout (heel vergankelijk, zeker boven de grondwaterspiegel).
Sporen en structuren zijn vaak alleen verkleuringen in de grond. Huib Jan laat voorbeelden zien van verschillende typen sporen: haardkuil (waar vuur gestookt werd); kuil (werd langzaamaan opgevuld met aardewerk, bot, stukjes steen); paalkuil (regelmatig), Deze laatste drie voorbeelden komen allemaal van de opgraving van IDDS aan de Prijsseweg in 2010 . Ook toont Huib andere voorbeelden: een waterkuil (natuurlijk, niet heel diep) en perceelgreppels, die in Culemborg in 2013-2016 werden gevonden (verkavelingsgreppels die bij Lokkershoek werden gevonden en uit de ijzertijd stammen). Een spitsgracht komt hier niet voor maar wel in Nijmegen: Romeinse overblijfsel. Kringgreppels zijn bij graven en rond opbergplaatsen gevonden (om dieren weg te houden van voedsel). Tot slot zijn er kleine verkleuringen die door een voormalig hekwerk zijn gevormd; vaak lange regelmatige rijen, lopen meestal buiten het eigen erf door.
Tijdsindeling (jaartallen en perioden)
Gebruik van geologische en archeologische tijdsschaal in de rapportage gebeurt bij elke vondst: natuur en cultuur zijn in symbiose met elkaar en dat laat je daarmee zien. Archeologie: steentijd (lithicum), metaaltijd (brons en ijzer), protohistorie (Romeins) en historie. Paleolithicum enorm lang (2,5 miljoen tot 10.000 voor Christus). De laatste ijstijd is het einde van pleistoceen en paleolitium (dan komt de mens erbij en dan vind je materialen terug). Let op: tijdlijnen die gebruikt worden zijn niet in verhouding!
De archeoloog aan het werk
In de toolkit van de archeoloog zit veel. In 2013 werd de kapel gerenoveerd en werd bij de stadsmuur gegraven. Bij aanleg van het parkeerterrein was er al eerder gegraven maar er werd niets gevonden vanwege een bunker uit de Tweede Wereldoorlog die al eerder was weggehaald. In 1997 is met vrijwilligers en bedrijven gegraven bij het Brugmanspad, de locatie van het oude Jezuïetencomplex (kijk op de website van de Kasteeltuin voor foto’s en informatie).
Hoe komt het materiaal in de grond terecht? Er zijn verschillende fasen:
- wonen en gebruik (decennia, eeuwen);
- verlaten, verval, afbraak, verlies, vergeten (decennia, eeuwen);
- aanvoer sediment grondverbetering, nieuwe bestemming/landbouw;
- de verandering, natuurlijke processen/post-depositie (eeuwen/millennia);
- in een stadsomgeving kom je vele niveaus tegen en is puzzelen wat je van wanneer tegenkomt: vele doorsnijdingen bijvoorbeeld. Je krijgt dan een alle sporenkaart, waar je bijvoorbeeld proefsleuven ziet lopen en putten die zijn gegraven om een beeld te krijgen van het oorspronkelijke landschap (met bijvoorbeeld verkavelingsgreppels).
Bronnenstudie (bureauonderzoek):
- oude en historische kaarten en kennis van (paleo)landschap. Op de webpagina RCE-overzicht met bronnen kaarten. En de erfgoedatlas (viewer). https://rce.webgis.nl/nl/map/erfgoedatlas;
- archeologiebeleid gemeente (al weer bijna achterhaald);
- Actueel Hoogtebestand (AHN). Zand is stabieler en wat hoger dan het zwaardere klei: dat zie je op die kaarten duidelijk. Blauw is laag; groen is hoog;
- Archis (RCE): archeologisch informatiesysteem. Van Culemborg zijn er tot nu toe 155 onderzoeken uitgevoerd. Deze registratie is verplicht voor uitvoerende bedrijven. Van dit aantal zijn er ‘maar’ 12 opgravingen uitgevoerd, het merendeel is booronderzoek. Verder 63 vondstmeldingen (is niet veel in verhouding tot Buren). Die vondstmeldingen leveren tot nu toe in totaal 925 vondstcategorieën op. Sommige onderzoeken hebben 50 categorieën, anderen maar 5. De Provincie is eigenaar van de vondsten. Alle vondsten gaan hierheen. Archis inlog krijg je niet zomaar en ook niet alles blijkt geregistreerd;
- lokale kennis en expertise heb je nodig, bijvoorbeeld van amateurs die met een metaaldetector op pad zijn.
Prospectieonderzoek is dagelijkse kost en daar hoef je geen archeoloog voor te zijn (maar fysisch-geograaf). Je moet de aardlagen herkennen uit de ‘Edelmann’-boor (of een guts): met een aantal boringen krijg je een beeld van de ondergrond. De fysisch-geograaf en archeoloog zijn samen aan de gang. Je kunt dat onderzoek grofmazig en verkennend doen of karterend (fijnmazig). In je bodemprofiel kun je wel dingen missen, maar je krijgt ook indicatoren (puin, fosfaat, houtskool bijvoorbeeld). Grond bestaat uit zand (hoekig), klei (rond) of silt (tussenvorm, heel vruchtbaar) én combinaties daarin (leem, zavel).
Proefsleuven graven gebeurt net voor het echte opgraven en na booronderzoek. Daar komen vindplaatsen en indicatoren uit. Om te karteren (fijnmazig onderzoek) en waarderen (is de vindplaats echt belangrijk?) zijn die sleuven belangrijk.
Voor de pauze worden nog een paar vragen gesteld:
- Hoe ging het in de oudheid: proefondervindelijk kijken hoe het is gemaakt of is vergaan, Is ook een vorm van archeologie nl. experimentele archeologie.
- Er is hier Romeinse activiteit geweest. Na de pauze komt er informatie over.
- De grond van de oude binnenstad: niet ouder dan rond 1400. Klopt dat? Er kwam bij eerder onderzoek niet iets naar boven dat er een nederzetting was aan de Meer van rond 1250 is Huib Jan niet bekend. Als het er zit, is het kleinschalig en zit het (vermoedelijk) dieper.
Deel 2: Het landschap en de archeologie van Culemborg
Na de pauze zoomt Huib Jan in op Culemborg. En verhaalt hij over de ervaringen bij de opgraving in Parijsch Zuid (2012) bij de Hoge Prijs/Lokkershoek: er werd een groot onderzoek gedaan, maar er is weinig ruchtbaarheid aan de uitkomsten gegeven. Landmarks of informatieborden in de wijk zou leuk zijn!
De loop van de rivier
Een rivier stroomt van het boven- naar midden- naar onderstroomsgebied (berg, dal, delta). Hier in de buurt hebben we een vrij vlakke rivier, die af en toe buiten de oevers treedt. In de buitenbocht wordt sediment afgehaald dat de weg vindt naar de binnenbochten en daar blijft liggen. Archeologen zoeken in de stroomgordel: bij de oeverwal en kronkelwaard (het afgezette sediment). Maar ook in de kom en de afgedekte crevasse (samen de afgedekte stroomgordel) en bij rivierduinen.
De rivieren kunnen verschillende lopen hebben: vlechtend zijn (vaak ouder en deze stromen wel door; komen bijna niet meer voor in Nederland); meanderend (bochtig met afsnijdingen) en rivierverleggingen.
Vervolgens laat Huib Jan de landschappelijke situatie van Culemborg zien: dal van pleistocene ondergrond (15.000 – 8600 voor Chr.) en oude holocene riviersystemen (6900 – 5400 voor Chr.). De Kortenhoeve stroomgordel was waarschijnlijk waar nu Culemborg ligt: de rivier en een dal gebied zag je al ontstaan (5500 voor Chr., laat mesolithicum). Rond 3850 voor Chr. zie je de rivier (Autena-Maurik stroomgordel én een stroomdraad door Regulieren en Schalk waar lagere grond is) meer ontstaan (midden-neolithicum; vooral veengebied). 1000 jaar verder wordt via Schoonrewoerd water rondom Culemborg afgevoerd (en Blokhoven). Uit die Neolithicum (tijd van overgang van jagers/verzamelaars naar boeren en veeteelt) zijn heel wat vondsten te zien maar geen onomstotelijk bewijs is gevonden van een nederzetting in Culemborg, met name omdat de Schoonrewoerd in die tijd nog watervoerend was en waarschijnlijk oudere bewoning verspoeld heeft. (Zie website van RCE voor de erfgoedatlas met de paleogeografie per tijdsperiode.)
De oudste vondst in Culemborg is niet een vuurstenen bijl van 7000 jaar oud (middensteentijd) in de Goilberdingen door André Molenaar in 1971; deze is verdwenen. Een betere kandidaat zijn de twee geweibijlen die in 1958 zijn gevonden. Er staan twee dateringen bij waaronder laat-paleolithicum en mesolihicum, maar de bijlen ontbreken, dus ook hier is geen bewijsmateriaal meer van.
Paleolandschap
1500 voor Chr. is de Schoonrewoerd niet meer te zien en is de aftakking naar het noorden gegaan. In een periode van 1200 jaar zie je bewoning toenemen en de introductie van brons (10% tin bij koper, waardoor de legering brons harder is dan het koper alleen); de Bronstijd (2000 tot 800 voor Chr.). Brons verspreidde zich rond 1700 voor Chr. over Europa. De delfstoffen werden gewonnen in Zuid Engeland, Ierland en de Balkan. In het Museum van Oudheden is tot 16 maart een tentoonstelling over de Bronstijd. Ga dat zien!
De bewoning was in lange huizen (tussen de 15 en 30 meter), de ‘woonstalhuizen’. In Culemborg vinden we vooral midden-bronstijd bewoning in Parijsch-Zuid (bijvoorbeeld vindplaats 10 ter hoogte van de Distelvlinderlaan; de vindplaats langs de Lokkershoek is vindplaats 6). Helaas zijn er in de Middeleeuwen wat verstoringen gekomen toen er greppels werden gegraven. Er is weinig compleet (gaaf) aardewerk teruggevonden, misschien omdat het materiaal vrij ondiep ligt en veel aan de oppervlakte lag waardoor het snel vergaat. In Culemborg verzamel je alleen scherven (op de hoge Veluwe zie je meer heel aardewerk).
IJzertijd (800 – 12 voor Chr.): door de vernatting neemt de bewoning af. In de late ijzertijd komen er wel weer nederzettingen van meerdere hectaren groot en verschillende boerenerven. Rond 100 v. Chr. is de introductie van glas in dit gebied (bijvoorbeeld als armbanden (la Tène)). De rivier ligt nog steeds aan de noordkant maar het is nog geen Lek (de sedimentatie van de Lek is anders dan wat je in die tijd ziet).
100 na Chr. is de Romeinse tijd en komt de Lek erbij, met een groot sedimentatiegebied. Er is een scheidslijn naar veengebied bij Pavijen. In de volle Middeleeuwen is de Elisabethvloed; alleen de Waai was toen nog veengebied. De Lekdijk wordt aangelegd en de sedimentatie is voorbij. De stad wordt gebouwd.
Huib Jan vertoont het gestapelde plaatje van alle stroomstromen. Je ziet een grillig patroon, waarbij bewoning, water en landbouw op verschillende plaatsen in de bodem terug te zien zijn. Dat is lastig zoeken voor de archeoloog! Huib Jan geeft aan dat zijn lezing geen verhaal in vogelvlucht is geworden: er is teveel om te vertellen. Op deze lange avond is al heel veel aan bod gekomen. En Huib Jan komt graag nog eens terug om het verhaal af te maken. Na een aantal vragen beantwoord te hebben gekregen, bedankt Huib de spreker en gaan de Voetleden rond half elf naar huis.
Huib Jan roept de bezoekers van de lezing op om opgravingen of vondsten uit het verleden door inwoners en amateurverenigingen van Culemborg te melden. Eerder blijkt dat niet altijd gedaan. Daardoor blijven de gegevens van een vondst onduidelijk. Meldingen kunnen gedaan worden bij h.vanoort@ODRRivierenland.nl